SluitenMenu

0-4 jaar

0-2 jaar

Wat kunnen kinderen?

  • Luisteren naar geluiden en mensen die praten.
  • Zelf geluid maken: huilen, lachen, brabbelen (klanken maken).
  • Gebaren maken bij bekende geluiden (zwaaien met handje bij woordje: dag).
  • Ongeveer 500 woorden van mensen, dieren of voorwerpen uit de omgeving zeggen.

Wat kun je zelf?

  • Contact maken met je kind: lachen, aankijken, gebaren maken, je kind laten ruiken en proeven.
  • Geluiden oefenen en nieuwe geluiden voordoen (Hoe doet een koe? Boe..).
  • Liedjes voor je kind zingen en er gebaren bij maken.
  • Woorden die het kind gebruikt herhalen (kind zegt: auto. Jij zegt: ja, daar is de auto).

2-4 jaar

Wat kunnen kinderen?

  • Kinderen leren alle klanken, maar spreken de woorden niet helemaal uit.
  • Kinderen herhalen stukjes van het woord en maker er soms andere stukjes aan vast (ik ga slapen, maar je kind zegt: ik gaat slapen).
  • Kinderen gaan zelf meer woordjes zeggen.
  • Kinderen vragen heel vaak waarom? En gaan naar je antwoord luisteren.

Wat kun je zelf doen?

  • Praat of lees of zing ruim voor je kind (wat doet de koe? de koe doet boe).
  • Praat of lees of zing over nieuwe dingen die je kind nog niet kent.
  • Geef antwoord op de waarom-vragen die je kind stelt.